Begrippenlijst

In deze begrippenlijst vind je een omschrijving in het Nederlands van veel gebruikte termen en begrippen als gender, transgender, cisgender, etc. Dit is de omschrijving zoals wij deze in de Alliantie Gezondheidszorg op Maat hanteren. En wellicht helpt het ook jou om personen en thematiek correct en respectvol te beschrijven en te bespreken. De lijst is ook te downloaden als PDF.

A

Iemand die geen of heel weinig seksuele aantrekking ervaart. Aseksuele mensen kunnen wel romantische aantrekking naar anderen ervaren.

Iemand die geen of heel weinig romantische aantrekking ervaart. A-romantische mensen kunnen wel seksuele aantrekking naar anderen ervaren.

B

Een algemene term voor seksuele oriëntatie, (seksuele) contacten, relaties en/of leefstijlen gericht op meer dan één sekse of gender. Sommigen, maar niet iedereen, gebruiken deze term ook om de eigen identiteit te beschrijven of als label voor zelfbenoeming.

C

Een persoon van wie de genderidentiteit overeenkomt met het bij geboorte toegekende geslacht; iemand die niet transgender is.
Voor de eigen seksuele oriëntatie en/of genderidentiteit en/of geslachtskenmerken uitkomen tegenover anderen.

G

Negatieve attitudes ten aanzien van homoseksualiteit die onder de (heteroseksuele) bevolking leven (gedeeltelijk) overnemen en verinnerlijken, waardoor iemand zelf ook negatiever gaat denken over (de eigen) homoseksualiteit.

De biologische, sociale, culturele en psychologische eigenschappen van mensen die als mannelijk, vrouwelijk of iets anders worden aangeduid. Gender omvat zowel individuele dimensies als maatschappelijke aspecten. Individuele dimensies van gender zijn:

  1. geslachtskenmerken (lichamelijke kenmerken)
  2. genderidentiteit (diepgevoelde beleving van persoonlijke gender)
  3. genderexpressie (uiting van gender)

Maatschappelijke aspecten van gender hebben betrekking op sociale en culturele normen en verwachtingen, en ongelijke kansen en mogelijkheden.

Verschillen en de verscheidenheid binnen de aspecten van genderidentiteit en genderexpressie.
Een klinische term voor ‘het gevoel van onbehagen dat iemand met het eigen geslacht heeft’. De term is eind 20e eeuw in zwang geraakt onder psychiaters en psychologen die transgender cliënten diagnosticeren en behandelen. Gaat waarschijnlijk vervangen worden door het begrip genderincongruëntie.
De uiterlijke manifestatie van mannelijkheid of vrouwelijkheid in onder meer gedrag, kleding, spraak, haardracht en lichaamskenmerken. Of gedrag en expressie als mannelijk of vrouwelijk worden geïnterpreteerd, is sociaal-cultureel bepaald
Van welke gender iemand volgens zijn/haar gevoel of overtuiging werkelijk is of zou moeten zijn. Dit staat los van het bij geboorte toegekende geslacht, juridisch geslacht en/of lichamelijke kenmerken. Het is de diepgevoelde innerlijke en persoonlijke ervaring van gender, bijvoorbeeld man, vrouw, iets ertussen, geen man of vrouw, of iets anders. Iemands genderidentiteit kan wel of niet overeenkomen met het bij geboorte toegekende geslacht.
De diagnose uit de DSM-IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) die noodzakelijk (gender identity disorder) is voor toelating tot de geslachtsaanpassende behandeling. Deze diagnose is controversieel binnen de transgenderbeweging. In de DSM-V wordt deze term vervangen door de term Gender Dysphoria.
Iemand die een onbehagen voelt ten aanzien van het bij geboorte toegekende geslacht. Bijvoorbeeld: iemand met het geboorte-geslacht ‘man’ voelt zich meer vrouw dan man. Zie ook trans man, trans vrouw.
Mensen die zich als genderfluïde identificeren, identificeren zich niet alleen als man of alleen als vrouw. Ze zien of presenteren zichzelf als man én als vrouw, of als geen geslacht hebbend. Ze kunnen van gender veranderen al naar gelang de context en in de loop van de tijd. Genderfluïde personen wensen lang niet altijd een lichamelijke aanpassing. Synoniem van non-binaire genderidentiteit.
Men wordt niet geassocieerd met een man, een vrouw of een gender. De term kan van toepassing zijn op mensen, objecten, taal, beleid en instellingen. Bijvoorbeeld een genderneutraal toilet is een toilet dat open staat voor mensen met alle genderidentiteiten.
Gedragingen, gevoelens, expressies en identiteiten die niet in overeenstemming zijn met de traditionele verwachtingen van het bij de geboorte toegekende geslacht.
Uitgesproken normen ten aanzien van typisch ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’.
Iemand die zich iets anders voelt dan man óf vrouw en vaak ook kritisch tegenover de indeling in ‘man’ en ‘vrouw’ staat.
Gedragingen, gevoelens en expressie in overeenstemming met (traditionele) verwachtingen van het bij geboorte toegekende geslacht. Synoniem voor genderconform.
De manifestatie van mannelijkheid of vrouwelijkheid in gedrag. Of gedrag (en dus genderrol) als mannelijk of vrouwelijk wordt geïnterpreteerd, is sociaal-cultureel bepaald. Het gaat om observeerbaar gedrag, zoals kleding, haar, lichaam dat naar maatschappelijke normen ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’ wordt genoemd.
Variatie in gendergevoelens, ruimer dan ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’.
Aan de hand van de lichamelijke geslachtskenmerken wordt bij de geboorte het geslacht ‘man’, ‘vrouw’ of iets anders (bijvoorbeeld intersekse) toegekend. Wij gebruiken sekse en geslacht als synoniemen.

De lichamelijke kenmerken waarmee een persoon wordt geboren of die iemand later ontwikkelt, zoals genitalia, lichaamsvormen, stemhoogte, lichaamsbeharing, hormonen, chromosomen, et cetera. Aan de hand van de lichamelijke geslachtskenmerken wordt bij de geboorte het geslacht ‘man’, ‘vrouw’ of iets anders (bijv. intersekse) toegekend.

Medische transitie met hormoonbehandeling en vaak ook operaties waarbij het lichaam (deels) wordt aangepast aan het gewenste geslacht.

H

De meestal impliciete veronderstelling dat heteroseksueel en cisgender de voorkeur heeft, verwacht wordt of de enige werkelijkheid is, en integratie van deze veronderstelling in de sociale en/of institutionele praktijk.
Algemene term voor seksuele oriëntatie, (seksuele) contacten, relaties en/of leefstijlen van mannen en vrouwen gericht op partners van het andere geslacht/sekse/gender. Sommigen, maar niet iedereen, gebruiken de termook om de eigen identiteit te beschrijven of als label voor zelfbenoeming.

Negatieve houding en reacties die gericht zijn op homoseksualiteit. Deze term wordt steeds minder gebruikt, omdat de term niet inclusief is voor het hele LHBTI-spectrum.

Algemene term voor seksuele oriëntatie, (seksuele) contacten, relaties en/of leefstijlen van mannen en vrouwen gericht op partners van hetzelfde geslacht/sekse/gender. Sommigen, maar niet iedereen, gebruiken de term ook om de eigen identiteit te beschrijven of als label voor zelfbenoeming. Soms slaat deze term alleen op mannen.

I

Gaan leven in het gewenste geslacht, in de geslachtsrol die past bij de genderidentiteit van een persoon. Transitie bestaat bijvoorbeeld uit het dragen van andere kleding en haardracht, het aannemen van een nieuwe naam, ‘hij’ genoemd willen worden in plaats van ‘zij’ of andersom. Voor veel transgenders hoort ook de geslachtsaanpassende behandeling bij hun transitie. Een transitie kan op allerlei terreinen plaatsvinden, bijvoorbeeld sociaal, juridisch en medisch.
De term intersekse wordt gebruikt voor mensen die geboren zijn met lichamelijke kenmerken die anders zijn dan wat gezien wordt als (volledig) ‘man’ of ‘vrouw’. Lichamelijke kenmerken zijn bijvoorbeeld genitalia, lichaamsvormen, stemhoogte, lichaamsbeharing, hormonen, chromosomen, et cetera. Intersekse personen identificeren zich meestal als ‘man’ óf ‘vrouw’. Artsen gebruiken sinds 2006 de term DSD (Disorders of Sex Development), maar steeds vaker wordt het woord Disorders vervangen door Differences. De oude naam ‘hermafrodiet’ wordt over het algemeen als kwetsend ervaren en wordt niet meer gebruikt.

L

Algemene term voor een vrouw van wie de seksuele oriëntatie, (seksuele) contacten, relaties en/of leefstijl gericht is op partners van hetzelfde geslacht/sekse/gender. Sommigen, maar niet iedereen, gebruiken de term ook om de eigen identiteit te beschrijven of als label voor zelfbenoeming. Een vrouw die seksuele of romantische aantrekking ervaart naar (vooral) vrouwen.
Parapluterm voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen. Vaak wordt gesproken over LHBTI als een verzamelbegrip. Veel onderzoek is echter gericht op LHB, en lang niet altijd ook op de T of de I.

M

Dit is de extra stress die minderheden zoals LHBTI ervaren vanwege hun minderheidsstatus: stress vanwege (de angst voor) negatieve reacties, het verbergen van de seksuele oriëntatie, geïnternaliseerde homonegativiteit en/of het ontbreken van sociale steun.
De meestal impliciete aanname dat een seksuele oriëntatie uitsluitend gericht is op mannen óf vrouwen, of de enige realiteit is die bestaat Bij mononormativiteit wordt verondersteld dat mensen óf homoseksueel óf heteroseksueel zijn, en deze veronderstelling wordt in de sociale of institutionele praktijk geïntegreerd. Mononormativiteit maakt biseksualiteit onzichtbaar.
Zich aangetrokken voelen tot slechts één geslacht/sekse/gender (mensen die zich identificeren als heteroseksueel, lesbisch of homo).
Afkorting voor mannen die seks hebben met mannen. Een vooral beleidsmatig gebruikte term in de hiv- en soa-preventie. De term weerspiegelt de opvatting dat het in de hiv- en soa-preventie gaat om seksueel gedrag, en niet om seksuele oriëntatie of zelfbenoeming. MSM kunnen zichzelf homo- of biseksueel noemen, maar ook heteroseksueel.

N

Mensen die zich als niet-binair identificeren, identificeren zich niet alleen als man of alleen als vrouw. Ze zien of presenteren zichzelf als man én als vrouw, of als geen gender hebbend. Ze kunnen van gender veranderen al naar gelang de context en in de loop van de tijd. Niet-binaire personen wensen lang niet altijd een lichamelijke aanpassing. Synoniem van genderfluïde.

P

Zich aangetrokken voelen tot mensen van alle geslachten en genders. Synoniem van omniseksueel
Een relatiestijl waarbij mensen meerdere seksuele en/of romantische relaties hebben op hetzelfde moment.

Q

Een term die ooit negatief was maar is teruggewonnen en die door sommigen wordt gebruikt (bijvoorbeeld queer-activisten en queer-theoretici) om te verwijzen naar LHBTI+ mensen in het algemeen, of meer specifiek naar diegenen die vraagtekens zetten bij binaire opvattingen van seksualiteit (dat mensen ofwel homo of hetero zijn), sekse (dat mensen alleen man of alleen vrouw zijn) en gender (dat mensen of alleen man(nelijk) of alleen vrouw(elijk) zijn).
Een persoon die vragen stelt bij zijn of haar seksuele oriëntatie of genderidentiteit.

S

De lichamelijke kenmerken waarmee een persoon wordt geboren of die iemand later ontwikkelt, zoals genitalia, lichaamsvormen, stemhoogte, lichaamsbeharing, hormonen, chromosomen, et cetera. Aan de hand van de lichamelijke geslachtskenmerken wordt bij de geboorte het geslacht ‘man’, ‘vrouw’ of iets anders (bijv. intersekse) toegekend. Wij gebruiken sekse en geslacht als synoniemen. Geslacht wordt meer gebruikt in de medische hoek.
Verschillen en de verscheidenheid binnen sekse, waaronder mannen en vrouwen vallen, maar ook intersekse personen.
De uiteenlopende vormen waarmee mensen uiting geven aan hun seksualiteit in gedrag, sociale contacten en leefwijzen. In Nederland verwijst seksuele diversiteit vaak naar diversiteit in seksuele oriëntaties.
Seksuele oriëntatie betreft iemands capaciteit om zich seksueel of romantisch aangetrokken te voelen tot één of meerdere genders en daar romantische, seksuele relaties of seks mee te kunnen hebben. Individuele dimensies die doorgaans worden onderscheiden zijn aantrekking, relaties, seksueel gedrag en seksuele identiteit (zelfbenoeming). Seksuele oriëntatie wordt aangeduid in relatie tot de eigen genderidentiteit. Bij heteroseksuele mensen is de seksuele oriëntatie gericht op de andere sekse/gender en bij homoseksuele of lesbische mensen op dezelfde sekse/gender. Biseksuele en panseksuele mensen vallen op meer dan één sekse/gender. Meer recent wordt ook aseksualiteit tot seksuele oriëntatie gerekend. Aseksuele mensen ervaren geen of weinig seksuele aantrekking.

T

Iemand bij wie de huidige genderidentiteit niet overeenkomt met het geslacht dat bij de geboorte is toegekend. Transgender wordt gebruikt als ‘parapluterm’ waar verschillende categorieën en identiteiten onder vallen, zoals ‘transseksueel’, ‘genderqueer’, ‘travestiet’. Voor sommigen is het ook een omschrijving van een genderidentiteit tussen/voorbij man en vrouw.
Een verouderde term voor een genderfluïde of non-binaire persoon.
Iemand die zich man voelt en ook zo leeft, en waar bij de geboorte het geslacht ‘vrouw’ werd toegekend.

Iemand die zich vrouw voelt en ook zo leeft, en waar bij de geboorte het geslacht ‘man’ werd toegekend.

Medische term voor de diagnose van transgender personen die een geslachtsoperatie nodig hebben. Niet alle transgender personen willen een operatie.
Iemand die een deel van de tijd, meestal in de privésetting, een genderexpressie heeft die anders is dan het geboortegeslacht. Meestal gaat het om mannen die zich een deel van de tijd als vrouw kleden en uiten. De genderidentiteit van crossdressers verschilt; sommigen voelen zich geheel man, anderen voelen zich deels ook vrouw. ‘Crossdressing’ wordt vaak opgevat als een prettigere term dan ‘travestie’, en hoeft niet gerelateerd te zijn aan iemands seksuele oriëntatie of genderidentiteit.

V

Een afkorting voor vrouwen die seks met vrouwen hebben. De term richt zich op seksueel gedrag en niet op iemands seksuele oriëntatie, genderidentiteit of zelfbenoeming. VSV omvat ook vrouwen die zichzelf identificeren als heteroseksueel en die seks hebben met vrouwen. De term wordt het meest gebruikt in een klinische omgeving en binnen de gezondheidszorg. Het is een vertaling van het Engelse WSW (women who have sex with women).

Feedback toolkit



    HuisartsDoktersassistentpraktijkondersteuner somatiek en GGZEerstelijns PsycholoogJeugdprofessionalAnders




    "Wees je bewust van je eigen normen en waarden rond gender, sekse en seksuele oriëntatie en sta open voor andere perspectieven."

    Wees je bewust van je eigen normen en waarden rond gender, sekse en seksuele oriëntatie. Zeker als je veel bezig bent met het onderwerp kleurt dit het eigen referentiekader sterk. Hierin is het van groot belang om open blijven staan voor andere perspectieven en studenten de ruimte te geven deze perspectieven te delen, de stof tot zich te nemen en eigen te maken. 

    - Koosje

    "Een veilige sfeer in de klas is essentieel bij het bespreken van relaties en seksualiteit met studenten. Om deze reden start ik de les altijd met de PICKASOLL."

    Een veilige sfeer in de klas is essentieel bij het bespreken van relaties en seksualiteit met studenten. Om deze reden start ik de les altijd met de PICKASOLL, een methodiek om een veilige sfeer te creëren. Vaak liggen veiligheidsafspraken voor de hand maar het is fijn voor zowel docenten als studenten om hier samen bij stil te staan. Daarnaast biedt het docenten de mogelijkheid om hierop terug te vallen mochten er onveilige situaties ontstaan tijdens de les. 

    - Koosje

    "Ga er niet vanuit dat studenten weten wat diversiteit in

    sekse, gender en seksuele oriëntatie is, laat ze bijvoorbeeld eerste de e-learning Diversiteit = Realiteit doen."

    Schep altijd eerst een theoretisch kader voordat je gesprekken aangaat over seksualiteit en relaties. We kunnen er niet vanuit gaan dat studenten weten waar diversiteit in sekse, gender en seksuele oriëntatie over gaat. Een manier om dit te doen is door de e-learning diversiteit = realiteit mee te geven als huiswerk of hiermee te starten in de les.  Een tip zou zijn om je als docent ook goed in te lezen door voorafgaand aan de les de onlinecursus te doen, zodat je goed voorbereid bent op vragen. We hoeven niet alles te weten maar een theoretische basis en een goede voorbereiding is essentieel om het gesprek in goede banen te leiden.  

    - Koosje

    Esther Schlatmann (docent toegepaste psychologie, HvA)

    "Om te zorgen dat de tentoonstelling écht binnenkomt, moet je studenten een concreet kader meegeven en het persoonlijk maken."

    Wat ik merk in onderwijs met jongeren, is dat een les niet te “hoog over” moet zijn. Liever concreet dan abstract, liever dichtbij dan ver weg, liever persoonlijk dan algemeen. Om te zorgen dat de tentoonstelling écht binnenkomt, helpt het dus deze goed in te kaderen. Denk aan:

    • Een zachte landing: Introduceer het thema vooraf, werk vanuit de context van de student en benoem de relevantie. Het help om zelf al te bedenken: wat wil ik dat studenten als take-home message meenemen na vandaag?
    • Zet ze eerst zelf aan het denken: prikkelende stellingen, lastige vragen of verschillende perspectieven helpen om te beseffen dat er voor zoveel situaties (nog) geen ultieme oplossing is.
    • Geef studenten een concrete opdracht mee naar de tentoonstelling. Bijvoorbeeld: lees 1 portret waarin je jezelf herkent, 1 portret dat heel ver van je af staat en 1 portret dat je intrigeert.
    • Stel ook achteraf gerichte vragen in de nabespreking. Bijvoorbeeld: Heb je jezelf op aannames of vooroordelen betrapt? Wat ga jij voortaan anders doen?

    Werken vanuit het perspectief van de studenten, blijven relateren aan hun belevingswereld en hun input écht serieus nemen: dat is het recept voor een waardevol nagesprek.   

    - Esther

    “Introduceer omgaan met diversiteit in sekse, gender en

    seksuele oriëntatie als onderdeel van professioneel handelen, dan snappen studenten het kader waarin het besproken wordt.

    Tijdens lessen over relaties en seksualiteit is het van groot belang dat studenten meekrijgen dat er een verschil is tussen persoonlijke opvattingen, mening en overtuigingen en professionele opvattingen, meningen en overtuigingen. Onthoud wel dat studenten vier jaar studeren en de tijd moeten krijgen om deze professionele houding te ontwikkelen. 

    - Koosje